
Ik ga elke dag naar hem toe.
Hij is mijn kind.
Ik heb hem gebaard, gevoed, gekoesterd.
Ik leerde hem leven.
Nu zie ik hem elke dag in een gevangenisplunje,
elke dag, dat ene moment
dat ik heb een beetje moed mag inspreken.
Elke dag neem ik de trein,
drie kwartier heen, drie kwartier terug.
Dan denk ik alleen aan hem,
aan zijn doffe blik en zijn schaarse glimlach.
Hij is mijn kind, nu meer dan ooit.
Zij breekt geen tralies af.
Zij geeft hem geen vijl
en toch bevrijdt zij hem, van binnenuit.
De dikste tralies zijn in ons hart gemetseld.
De verstikkende cel? Het zijn gedachten!
Hij schopt op de muren van zijn verleden.
Elke dag komt zijn moeder.
Elke dag worden zijn tralies minder zwart.
Zij is mijn moeder
en zij is dat nu meer dan ooit.
Gevangenen verlossen
is een proces van elke dag,
een proces in elk van ons.
We zitten allen gevangen
tussen de besloten muren
van onze beperkte mogelijkheden.
Wij schoppen tegen de muren
van onze verkeerde beslissingen.
Wij rukken aan de tralies
van onze eigen bekrompen zelfzucht.
Elkaar ontmoeten is reeds bevrijding.
In mekaars ogen kijken?
Louterend!
Naar mekaar glimlachen?
Hoopgevend!
We hoeven nog niets te zeggen.
Alleen maar naar mekaar willen toegaan,
drie kwartier heen,
drie kwartier terug,
elke dag.
Manu Verhulst
Uit:
“De zeven werken van barmhartigheid en het religieus geïnspireerde humanisme van Pat De Vylder” (Boek, uitg. Halewijn).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten