maandag 31 maart 2008

Reflectie over het stadsgesprek van 28 maart 2008

We leven in een ‘Low trust society’ – aldus Piet Boekhoud tijdens het stadsgesprek over vreemdelingen en detentie in Schiedam op 28 maart 2008. In tien jaar tijd is Nederland veranderd van een samenleving die was gebaseerd op vertrouwen tot een consumentensamenleving waarin mensen zich voortdurend bedreigd voelen. Piet is de baas van een van de grootste ROC’s in Nederland en zegt dat zijn leerlingen op school komen met “het idee van bediend te willen worden door de samenleving". "Van dat soort denken hebben we veel last. Jongeren komen op school met een houding van: ‘Ik ben de klant, de consument. Jullie moeten het doen, voedt ons maar.' Daarnaast hebben we te maken met de hedonistische boodschappen om maar een ‘stickie op te steken’ en ‘een vrouw te pakken”. Piet gaat daarom de strijd aan met wat hij de drie G’s noemt: gemak, genot en gewin. Tegen over die drie G’s zet hij verbinding, vertrouwen, verantwoordelijkheid. En liefde – dat is iets anders dan de mensen verwennen, dat is mensen in hun kracht zetten. Vertrouwen is niet de zaken laten lopen, maar uitgaan van wederkerigheid.

Hedonistische consumenten hebben een hekel aan onzekerheden en verstoringen. Politiechef Ad Meijboom gaf aan dat in de loop van de jaren de zekerheden eigenlijk steeds toenemen. In zijn regio, de Rijnmond, zijn de criminaliteitscijfers en de oplossingscijfers nog nooit zo goed geweest. Maar de beleving van veiligheid en stabiliteit is een andere. Die beleving is onder andere gebaseerd op een geringe mate van tolerantie – enerzijds het gevolg van een culturele golfbeweging op de lange termijn. Anderzijds versterkt door de gretigheid van de volksvertegenwoordiging en het publieke bestuur, dat eist dat ieder incident wordt aangepakt, opgehitst door een pers die er ook van uit gaat dat de democratie alles oplost. Ook de overheid gedraagt zich als ROC-leerling.

Nederland ontwikkelt zich tot een ‘low trust society’, waarin er weinig onderling vertrouwen is in elkaars bekwaamheid en integriteit. Dat wantrouwen voert de vraag naar controle op, en dat werkt bureaucratie in de hand. Een voorbeeld van de doorgeschoten regelgeving en controle is het symposium dat op 26 april van het vorige jaar in Nijmegen plaatsvond onder de naam ‘Van hondenbeleid tot integrale handhaving’. Zelfs iets simpels als de aanpak van hondenpoep levert een bataljon beleidsambtenaren, toezichthouders en dikke rapporten op. De perfecte samenleving is dat kennelijk waard.

Dat gaat wel ten koste van iets, aldus Anton van Kalmthout: in die goed gevoede en geregelde, welgedane en naar perfectie strevende samenleving is voor vreemdelingen geen plaats. Voor hen regeert in Nederland de hardste hand en wordt het snelst toevlucht gezocht in het meest ingrijpende deel van ons rechtssysteem: de vrijheidsbeneming. Opsluiting in een penitentiaire inrichting voor onbepaalde duur, onder een regime dat zelfs minder vrijheden toelaat en strenger is dan dat waaraan verdachten van een misdrijf of veroordeelden worden onderworpen. De gekte rond Wilders, de ontrechting van vreemdelingen – symptomen van een onverdraagzame genotzuchtige rijke samenleving. Voor de vreemdeling is te hopen dat er een beschavingsoffensief wordt ingezet vanuit Europa om de Nederlandse behandeling van vreemdelingen weer op het niveau van een normale rechtsstaat te brengen.

Menselijkheid, barmhartigheid, liefde – dat zijn de grote woorden die in de low trust society geen betekenis meer hebben. Juist die grote woorden bieden een uitweg uit de impasse. Mensen die gewoon andere mensen helpen – dwars door de systemen heen. Vertrouwen dat wederkerigheid opwekt. “Ik heb een lijst met nummers in mijn telefoon, van mensen die ik kan bellen” aldus Piet Boekhoud. “met verantwoordelijke mensen die echt iets kunnen doen en die zich verbonden hebben om ‘ja’ te zeggen en zaken op te lossen”. Langs de bureaucratie heen worden jongeren aan banen geholpen, wijken aangepakt, criminele jongeren begeleid. Doen wat je kunt voor de ander uit liefde die niet afhankelijk maakt, maar die mensen kracht geeft. Buiten de orde. Serieus een ‘diender’ zijn, ook als jurist meedoen aan bezoekersteams voor vreemdelingen – de mensen blijven zien door de regels heen. Bezoeken van gevangenen. De werken van barmhartigheid doen.

zondag 23 maart 2008

Kerken houden stadsgesprek over vreemdelingen en detentie

Hoe komt het dat vreemdelingen en detentie in één adem worden genoemd? Is het terecht om vreemdelingen zonder enige vorm van proces gevangen te zetten? De Schiedamse Raad van Kerken organiseert op vrijdag 28 maart een Stadsgesprek rond het thema Vreemdeling en detentie. Iedereen is ’s avonds om acht uur in de Bibliotheek Stadserf welkom om aan het gesprek deel te nemen.

Aanleiding tot het Stadsgesprek is de aanwezigheid van een detentieboot in de Merwehaven op de grens van Rotterdam en Schiedam. Bekend is inmiddels dat deze boot in de loop van dit jaar gaat verdwijnen. Maar de politiek van het gevangen zetten van illegalen in onze maatschappij verandert vooralsnog niet. Alle reden om eens goed met elkaar hierover door te praten, vindt de Raad van Kerken.

Bij het Stadsgesprek zorgen drie deskundige inleiders voor goede en voldoende gespreksstof. Dit zijn
Anton van Kalmthout (hoogleraar Vrijheidsbeperking in vreemdelingen- en strafrecht),
Fred van Iersel (hoofdaalmoezenier Justitie)
en Piet Boekhoud (Directeur Albeda College Rotterdam).
Het gesprek staat onder leiding van de Schiedammer Frans de Jong.

De Raad van Kerken Schiedam organiseert het Stadsgesprek in samenwerking met Bibliotheek Waterweg.
De activiteit is onderdeel van het project ‘De zeven werken van barmhartigheid’, een meerjarig project van de gezamenlijke kerken. Zij zien barmhartigheid als een weg naar een menselijker wereld en een belangrijk aspect van het mens-zijn. Bovendien is het de kern van spiritualiteit.

Het Stadsgesprek plaats in de Bibliotheek Stadserf, aan het Stadserf 1 te Schiedam. Méér informatie is te vinden op http://barmhartigheidinschiedam.blogspot.com/. Belangstellenden kunnen zich ook wenden tot w.v.wieren@wxs.nl of gh.v.norde@schiedam.nl .

Probleemstelling: barmhartigheid in een goed geordende samenleving
Het afgelopen jaar hebben wij in Schiedam de werken van barmhartigheid als thema opgepakt. Zien, bewogen worden en in beweging komen is de projectvorm van de barmhartigheid, dat vermogen tot onbaatzuchtige ondersteuning van de ander die dat nodig heeft. Het blijkt een thema te zijn dat verbindend werkt tussen kerken en godsdiensten. Waar andere onderwerpen gemakkelijk leiden tot verhitte debatten, leidt dit thema ‘als vanzelf’ tot bezinning en dialoog.

Tegelijkertijd is de kwestie niet eenvoudig. Zeker niet in deze tijd nu we op één televisieavond meer mensen in nood zien dan een middeleeuwer in zijn hele leven. Wat kunnen we met die overvloed aan leed? Zien, bewogen worden, in beweging komen. Dat spreekt niet vanzelf in een samenleving waarin de gevangenen professioneel worden begeleid, waarin naaktheid niet verwijst naar armoede, maar een symbool is van begerenswaardigheid. Waarin dorst wordt overschaduwd door met reclame opgewekte begeerte. Waarin vreemdelingen van overheidswege uit de samenleving worden geweerd. Waarin hongerigen zeldzaam zijn geworden – de populariteit van voedselbanken ten spijt en waar alle doden keurig begraven worden – huisdieren incluis. En ook voor de vereenzaamde ouderen en zieken zijn bezoekersteams in de weer. De zeven werken van barmhartigheid inspireren, maar brengen ook een gevoel van handelingsverlegenheid te weeg.

Onbewogenheid is voor mij, een individu, een verstandiger strategie dan barmhartigheid – dat was al zo toen het begrip zijn naam kreeg. Maar de samenleving is intussen zo ingericht dat mijn onbewogenheid gerust een gewoonte mag zijn. De strategie van de onbewogenheid maakt dat ik niet verontrust hoeft te worden door die stromen van informatie. Bovendien heeft men ogenschijnlijk in toenemende mate waardering voor mensen die zich gedragen als ‘calculerende burgers’. Een tijdlang werden we zelfs op die titel door de overheid aangesproken en behandeld. Intussen zet die overheid in woorden in op ‘herstel van vertrouwen’, maar de daden van overheden en andere organisaties zijn nog gestoeld op de gedachte dat mensen zich in de regel op een berekenende, zelfzuchtige manier gedragen. Bel liever 112 dan zelf toe te snellen. Verstandig… je kunt daar niets tegen in brengen. Onzelfzuchtigheid, barmhartigheid zijn buiten beeld geraakt.

Ons project brengt ons op een wonderlijke plek in een samenleving die de neveneffecten van onbewogenheid systematisch kan opvangen. Op die plek treffen wij natuurlijk de vaklui in barmhartigheid aan. De religieuzen, de menslievende zorgers, de pastores van de samenleving. Maar wij zijn gewone burgers, en verkeren doorgaans buiten die reservaten van barmhartigheid. Toch willen wij niet onbewogen blijven bij bijvoorbeeld de vreemdelingen die onder onze ogen gevangen worden gehouden op de detentieboten in de Merwehaven. We zien hun persoonlijke ellende. En we zien hun situatie: gezinnen samen opgesloten met criminelen, rechteloosheid. Wat te doen? Wat te denken?

De eerste werken van barmhartigheid ‘bezoeken van gevangenen’, en ‘herbergen van vreemdelingen’ confronteren ons met lastige vragen over onze plek in de samenleving. Tegenóver de samenleving ineens, als het gaat over de manier waarop wij vreemdelingen behandelen. Daarover willen wij op 28 maart in gesprek met onze stadgenoten. Daarbij hebben wij drie mensen uitgenodigd die elk een bijzondere manier hebben voor de omgang met het spanningsveld tussen barmhartigheid en 'wet'.
A C H T E R G R O N D M A T E R I A A L
zien en onbewogen blijven

wet en barmhartigheid

Vreemdelingenrecht

Volgens de definities van VN zijn vluchtelingen "mensen die gevlucht zijn vanwege vervolging, gebaseerd op ras, religie, nationaliteit, sociale groep of politieke mening". In de praktijk worden alle vluchtelingen door overheden eerst tot "asielzoekers" of "economische vluchtelingen" bestempeld.

Wereldwijd wordt vervolgens slechts een heel klein deel van de asielzoekers erkend als vluchteling die volgens het vluchtelingenverdrag moet worden toegelaten. "Economische vluchtelingen die alleen maar komen voor een beter leven, hoeven we geen verblijfsvergunning te geven", luidt dan de redenering.

Wat houdt de mens in leven... ?

Incident - dialoog in de 2e kamer

Vraag 1.
Kent u het bericht over Somalische asielzoekers die onlangs door Nederland werden uitgezet en kort na hun terugkeer zijn vermoord?

Antwoord.
Ja.
Ik hecht eraan te melden dat deze informatie niet juist is. In het bericht wordt de suggestie gewekt dat een tweetal Somalische vreemdelingen (waarvan één behorende tot een etnische minderheid) door toedoen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in mei 2004 in Mogadishu terecht is gekomen. Navraag bij Amnesty International Nederland heeft geleerd dat slechts één van de omgekomen Somalische vreemdelingen door de Nederlandse overheid in oktober 2003 is uitgezet. Deze vreemdeling behoorde tot een meerderheidsgroep en stond bij de IND onder een andere naam geregistreerd.
Vraag 2.
Gaat u een onderzoek instellen naar de oorzaak van het overlijden van de asielzoekers? Zo ja, gaat u zorgdragen voor onafhankelijke onderzoekers? Bent u bereid de Kamer zo spoedig mogelijk te berichten over de uitkomst van het onderzoek?

Antwoord.
Vooralsnog zie ik onvoldoende aanleiding om een dergelijk onderzoek in te stellen. Alleen in uitzonderlijke gevallen ben ik bereid de situatie van betrokkenena terugkeer te onderzoeken, zulks in samenwerking met het Ministerie vanBuitenlandse Zaken. Dit kan alleen op basis van voldoende betrouwbaar enconcreet geachte signalen die bovendien verband houden met feiten en omstandigheden die in de asielrechtelijke procedure van betrokkene inNederland aan de orde zijn geweest. Voor de beslissing om zo'n onderzoek aldan niet in te stellen bestaan geen algemene richtlijnen, omdat het hiergaat om individuele gevallen die onderling sterk kunnen verschillen. Voor het onderhavige geval geldt dat zelfs indien zou blijken dat de betrokken vreemdeling van het leven is beroofd in Mogadishu, er mijns inziens, alleen al vanwege het tijdsverloop tussen de uitzetting en het zich voordoen van het betreurenswaardige feit, geen verband bestaat met het terugkeerbeleid. De betreffende vreemdeling is tijdens zijn uitzetting in het bezit gesteld van een vliegticket waarmee hij het veilige gebied in Somalië kon bereiken. Waarom hij in Mogadishu is uitgestapt of zich later vanuit het veilige gebied naar Mogadishu heeft begeven, is onbekend. Dit alles biedt onvoldoende aanleiding om op grond hiervan een onderzoek in te stellen.

Vreemdeling bij uitzetten steeds gewelddadiger

dinsdag 10 oktober 2006 14:38

Steeds vaker moet de marechaussee mee in het vliegtuig om uitgezette vreemdelingen in bedwang te houden. In 2005 ging het om één op de zes verwijderingen, ruim 2.000 in totaal.

Bij die 2.000 moest de marechaussee in meer dan de helft van de gevallen, 1.152 keer, dwangmiddelen gebruiken, zoals plastic handboeien of banden om de armen.
De cijfers komen van televisieprogramma Netwerk, dat vanavond een uitzending wijdt aan 'het uitzettingsbeleid in de praktijk'. De verslaggever van Netwerk spreekt ook met een voormalig medewerker van de marechaussee.

Handen vol

Volgens de ex-marechaussee zijn de uit te zetten vreemdelingen in veel gevallen moeilijk in bedwang te houden. Ze schoppen of slaan, spugen, smeren zichzelf in met poep of verwonden zichzelf. De marechaussees hebben er hun handen vol aan.
Zo vol dat zij in meer dan de helft van de geëscorteerde uitzettingen besluiten de vlucht af te breken. In 2005 gebeurde dat 2.290 keer. In 220 gevallen besloot de gezagvoerder van de vlucht, op basis van informatie van de marechaussee, de vreemdeling te weigeren.

Volgens woordvoerder Eric Vermeulen van de Koninklijke Marechaussee moeten er doorgaans drie marechaussees mee met één vreemdeling. Vermeulen bevestigt dat de marechausse dwangmiddelen mag gebruiken. 'Maar wij proberen altijd de-escalerend te werk te gaan, en de vreemdelingen zoveel mogelijk gerust te stellen. De procedures liggen vast.'

Door Bas Benneker

Werkwijze uitzetting Schiphol aangepast

Woensdag 29 augustus 2007 - AMSTERDAM - De minimumleeftijd van begeleiders van de Koninklijke Marechaussee die vreemdelingen uitzetten, wordt verhoogd van twintig naar 23 jaar. Het ministerie van Defensie hoopt zo mensen met iets meer levenservaring in te kunnen zetten, die ook meer gezag hebben tegenover autoriteiten in het buitenland.

Minister van Defensie Van Middelkoop reageert met deze eerste maatregel op een gisteren verschenen rapport van de commissie die toezicht houdt op uitzettingen door de marechaussee. Die constateert dat de escorts soms wel erg jong zijn. Ook moeten vreemdelingen soms uren wachten zonder toegang tot een toilet, eten of drinken. Ze raken daardoor volgens de commissie onnodig opstandig en gestresst.

Wel is duidelijk dat er bij de uitzettingen slechts incidenteel te veel geweld wordt gebruikt. De regels zijn niet altijd duidelijk. Als een vreemdeling in het vliegtuig blijft schreeuwen, gebeurt het wel eens dat de escorts van de marechaussee hem met het hoofd tegen de rugleuning van de stoel ervoor duwen om het geluid te dempen. Dat is niet expliciet verboden, maar voor de commissie is het onacceptabel.

Justitie zegt toe vreemdelingen voortaan eten te geven voor ze naar Schiphol gaan. En als ze daar langer moeten wachten dan voorzien, krijgen ze ook daar een maaltijd.

Wanneer neutraliteit een zonde wordt...

Verzet - citaat uit de toespraak van Geert Mak, gehouden op 4 mei 2004

Veel mensen hebben moeten wennen aan het idee van verzet. Het waren brave burgers die er pas gaandeweg van overtuigd raakten dat hier alle grenzen werden overschreden. 'Het algemeen verbreide besef dat je voor geweld niet wijkt maar je ertegen verzet is van nu, van achteraf, niet van toen,' schreef Primo Levi, de grote Italiaanse chroniqueur van de concentratiekampen. En, laten we eerlijk zijn, bij velen is dat besef nooit gekomen. Ze keken niet, of ze keken weg. En ze weigerden dat kwellende dialoog met zichzelf aan te gaan, omdat hun rust, hun loopbaan, en een ordelijk verloop der dingen voor hen zwaarder wogen.

Diezelfde Primo Levi heeft ooit zijn relatie beschreven met een Duitse collegachemicus, waarmee hij in Auschwitz nauw samenwerkte. Ze deden dezelfde proeven, overlegden als gelijken over de vragen van hun vak, en er was maar één verschil tussen beiden: Levi zat 's avonds binnen het prikkeldraad en zijn collega erbuiten. Deze Oberingenieur zei later dat hij van de gaskamers niets had geweten, hij had er nooit iemand naar gevraagd. 'Hij trakteerde zichzelf niet op leugens,' schreef Levi, 'maar op lacunes, blanco spaties.'

De voorbeelden kennen we allemaal, ook uit onze eigen geschiedenis. Ik noem er één. Al voor de oorlog, in februari 1934 werd een jeugdige Duitser, een zekere Herbert Frahm, in Laren opgepakt, toen hij daar met een internationaal gezelschap van vervolgde linkse jongeren bijeen-kwam om een antwoord te zoeken op de almaar toenemende nazi-terreur. Ze werden bij de grens van Zevenaar door de Nederlandse politie keurig aan de Gestapo overgedragen, de meesten verdwenen voorgoed. Blanco spaties. Alleen Herbert Frahm ontsprong de dans, Noorwegen stelde zich voor hem garant, en later zou hij, onder een nieuwgekozen naam, uitgroeien tot een van Europa's grootste staatslieden: Willy Brandt.

Barmhartigheid en de binding aan een groep

Onbarmhartigheid en het geweten van Eichmann; Hannah Arendt

Hannah Arendt schrijft in haar boek Eichmann in Jerusalem over de schokkende gewoonheid van de ambtelijke baas van de Jodentransporten. Die zag en wist alles, maar bleef onbewogen en effectief de mensen die buiten de orde waren verklaard transporteren naar de vernietingsplekken.

Behalve een ongewone ijver om alles te doen wat bevorderlijk kon zijn voor zijn carrière bezat hij [Eichmann] in het geheel geen motieven. En ook deze ijver was op zichzelf nog geenszins misdadig; hij zou beslist nooit een van zijn superieuren hebben vermoord om op diens stoel te komen. [...] Hij was niet dom. Het was in zekere zin pure gedachteloosheid – heel iets anders dan domheid – die hem ervoor predisponeerde een van de grootste misdadigers van zijn tijd te worden.”

Arendt vraagt zich af of Eichmann last had van zijn geweten of zich voor die stem van het geweten afsloot. Zij komt tot de conclusie dat Eichmann de stem van zijn geweten had vervangen door de stem van zijn opdrachtgevers. Hij verkeerde in een toestand waarbij "de stem van het geweten in hem precies zo sprak als de stem van het Duitse establishment". Dat was precies zoals dat Duitse establishment het wilde. Ze verwijst naar de beruchte toespraken die Himmler in oktober 1943 in Posen hield voor hooggeplaatste SS'ers en nazi's. Himmler hield de aanwezigen voor: “dat de jodenuitroeiing een geweldige, unieke taak was die zware eisen aan hen stelde; dat ze verre van gemene boeven, geboren sadisten of anderszins perverse figuren waren, maar normale mensen".

Dat heeft Eichmann geloofd – meent Arendt. En daarmee werd de zwaarte van de taak van de dader het object van erbarmen. Het springende punt is niet zozeer dat Schreibtischtäter als Eichmann “hun 'normale geweten' het zwijgen kunnen opleggen, als wel hoe men hen kon bevrijden van de 'animalische Mitleids-reacties' die vrijwel elk normaal mens bij de aanblik van fysiek lijden te zien geeft."

Dat medelijden in statu nascendi werd door Himmler "als het ware in omgekeerde richting gestuurd en in plaats van op anderen op de eigen persoon gericht; zodat een moordenaar, wanneer hij weer eens de gruwelijkheid van zijn daden besefte, niet meer [dacht]: wat doe ik eigenlijk?!, maar: Wat ik bij de vervulling van mijn verschrikkelijke plicht niet allemaal moet doorstaan". Medelijden wordt zelfmedelijden – (mede)lijden voor de goede zaak van de machthebbers.

De man die alles zag